Tja, het is niet voor niets dat het in het boek van Adams miljoenen jaren kostte voor een supercomputer om een antwoord te genereren. En dan stel je mij die vraag. Ik pretendeer niet hierop een antwoord te hebben (ik ben geen supercomputer en nog lang geen miljoenen jaren hiermee bezig). Ik betwijfel zelfs of er wel ’n antwoord is, en als er een is, of dat generiek is dan wel voor iedereen (of elk onderdeel van dat universum) weer anders (en dat mag).
Het stellen van de vraag suggereert het bestaan van een antwoord, en dat impliceert op zijn beurt weer een vooropgezet doel en plan – de halve Darwinist in me verwerpt dat (die kan hooguit tot een antwoord als ‘aanpassing aan veranderende omstandigheden’ komen, maar dat is dan niet als individu en niet met behoud van identiteit). Dit betekent overigens niet dat ik het niet respecteer om voor jezelf over dit soort vragen na te denken, of er zelfs voor jezelf antwoorden op te hebben, dat geeft dan wat richting en houvast wellicht (en dan hoef je er niet meer over na te denken, dat is prettig of geeft rust). Voor mijzelf heb ik steeds minder antwoorden op dit soort vragen, dus in die zin modder ik maar wat aan in een doelloos tijdelijk bestaan 🙂 (geeft mij dan weer rust). Maar hopen kan men en als filosoferen of bidden of geloven of andere (schijn)zekerheden – als die een gevoel van inhoud, doel, bevrediging of rechtvaardiging geven, doe het dan. Het is dan wel zo prettig als eigen antwoorden niet per se voor anderen hoeven te gelden of leiden tot een superioriteitsgevoel dat wordt geuit. Laat iedereen lekker eigen antwoorden hebben (ook al suggereert de vraag een generiek antwoord) of besluiten dat de vraag onzinnig is (in zekere zin doe ik dat, al is het maar omdat ik vind dat ieder zijn individuele antwoord mag hebben of laten), dat leeft wat soepeler in een voller wordende wereld.
Wel aardig vind ik voor mezelf de observatie dat zowel het geloof in eigen antwoorden als het besluit voor jezelf dat de vraag niet relevant is, ertoe leiden dat je niet meer over de vraag hoeft na te denken… en de vraag (dus?) verdwijnt (net als in de 5-delige trilogie van Adams waar de exacte vraag vergeten was toen het antwoord 42 bleek te zijn). De daarmee uitgesloten optie: net wel over de vraag na te willen denken, erover willen filosoferen om het brein te scherpen, is zinvol als tijdsbesteding (of net zo zinloos als elke andere tijdsbesteding), maar benadert de vraag zonder antwoordverwachting, hetgeen de vraag in zekere zin zinloos maakt. Da’s dan een (voor mij) passend einde, waar zinvol en zinloos bijeen komen 🙂 (zoals eigenlijk elk einde het voorafgaande zowel zinvol als zinloos maakt). In de woorden van Adams verdwijnt de vraag ook dan, en wel direct, in een wolkje (on)logica (de befaamde “puff of logic”).
Wellicht is dat ook wel het (of ’n gerechtvaardigd) antwoord: dat uitersten als zinvol en zinloos (zwart en wit, goed en kwaad, liefde en haat, etc.) bijeen komen en in een wolkje onlogica alles ertussen pletten – tot de volgende (locale, globale of universele) big bang :).
Echter, het ergste van het verdwijnen van jouw vraag is: zo’n wolkje onlogica zuigt dan natuurlijk niet alleen de vraag maar ook alle antwoorden mee. En dan blijf ik toch met de vraag zitten hoe we numeriek zonder 42 verder kunnen. Die gaan we danig missen, vrees ik.
Wilbert is wiskundige, wetenschapper, amateur filosoof en kritisch mannetje. Ten tijde van deze foto was hij business analist en project manager. Zijn fraaie beeldje “de Denker” is de inspiratie voor dit portret.